Als je mensen die een ernstige ziekte hebben overleefd of de dood in de ogen hebben gekeken hoort praten, komen er vaak weer dezelfde uitspraken naar voren: de ambities worden bijgesteld, er wordt meer van dag tot dag geleefd, mensen proberen meer te genieten van de kleine dingen, ze zeggen gemakkelijker ‘nee’ tegen dingen die ze niet willen, niet belangrijk of gewoon niet leuk vinden en ze zijn zorgvuldiger en selectiever in het kiezen van hun vriendschappen en koesteren die mensen naast hun meer. Zo ook weer genoemd in het interview met Sophie van der Stap, Carp 14 (23 juli 2008).
En nu vraag ik me af: is dit de standaard levensfilosofie die je cadeau krijgt als je een tijdje vrijwel niets meer kan? Hebben mensen een harde klap nodig om te beseffen dat het leven eindig is, dat je wel aan kunt blijven rommelen en dat je genoeg tijd hebt om het nog anders te doen maar dat het dan ineens op is. Moet je daarvoor eerst ziek worden? Dat is wel een zware boete om te betalen voor een filosofie die eigenlijk ieder mens zou moeten hebben.
En zelf noem ik dezelfde dingen ook op als de ‘zegeningen’ en de ‘lessen’ van mijn ziekte. Niet wachten met dingen die je nu ook kunt doen, prioriteiten stellen en weten wat je wilt. Geen tijd besteden aan dingen waar je geen zin in hebt … ik leefde zelf ook anders voor ik ziek was (al kan ik me die tijd amper meer herinneren). Ik dacht ook de eeuwigheid te hebben, ik was ook nog kind.
Nu kijk ik wel eens om me heen en vraag me af of het in plaats van zelf erg ziek worden ook voldoende is als er iemand in je omgeving ernstig ziek wordt voor een verandering van gedachten. Of is het in het geval van leren van een ander alleen voldoende als er iemand jong komt te overlijden dat je beseft dat je nu leeft en niet morgen. Dat je moet koesteren wat je nu hebt.
Zouden we onze kinderen, de nieuwe generaties na ons, niet ook deze gedachten heel sterk mee kunnen geven vanaf hun geboorte? Dat het een onderdeel wordt van de opvoeding het te hebben over dat niet alles vanzelfsprekend is, dat niet iedereen het eeuwige leven heeft, dat er geen garantie is dat je over vijf jaar nog kunt lopen, zien, dat je nog leeft. Wanneer ik zo gelukkig mag zijn kinderen op te voeden, wil ik dat zeker doen.