De snelweg en de ventweg

Een paar weken geleden zag ik het ineens voor me: ik reed in mijn autootje op een ventweg. Ik heb dan wel geen auto en rijden doe ik ook vrijwel nooit meer, maar toch zag ik mezelf daar rijden. Naast me was een snelweg. Ik zag het verkeer voorbij razen, snelle auto’s. Ze gingen zo hard dat ik ze niet bij kon houden. Dat mag natuurlijk ook helemaal niet, tuffend op dat ventweggetje. Ik keek wat om me heen, had voldoende tijd dieren in de weilanden waar te nemen, de reiger in de berm, de boer die werkte op het land, het boerenerf met spelende kinderen, ik zag de zon, deed het raam open, snoof de frisse lucht op (de snelweg was best ver weg ;))…

Eigenlijk helemaal zo gek nog niet!

Maar dat dacht ik niet toen ik net met mijn auto van de snelweg was gereden en op die trage ventweg terecht kwam. Toen ging alles me te langzaam en kon ik alleen nog maar kijken naar waar ik vandaan kwam en denken aan waar ik heen zou willen gaan. Nu kijk ik vooral om me heen, en natuurlijk een beetje vooruit, anders verlies ik richting en lig ik straks op de kop in de sloot. Nu vraag ik me af: was het daar op die snelweg nou wel echt zo geweldig? Was er niet teveel lawaai? Teveel getoeter? Teveel geërgerde gezichten? Teveel uitlaatgassen en te weinig zien waar je eigenlijk bent?

Die ventweg is best een fijne plek,

en zo nu en dan, wanneer je wat hectiek nodig hebt,

dan neem je plaats op de bijrijdersstoel van één van die snelle auto’s. Totdat de benzine op is en dan rust je uit in het zonnetje in de berm, starend naar de koeien.

1 gedachte over “De snelweg en de ventweg

  1. Karin zegt:

    Hoi Janet, wat geweldig omschreven, zo voel ik het ook wel een beetje. Jammer dat het soms wel lijkt of die ventweg steeds smaller wordt.

    Beantwoorden

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *